Champasak, even heerlijk nietsdoen
Van Laos wordt weleens gezegd dat des te zuidelijker je afreist, des te relaxter de mensen worden. Nu vonden wij het noorden van Laos al behoorlijk “laid back” dus we zijn erg benieuwd.
Even ten zuiden van Pakxe ligt het dorp Champasak, eveneens de naam van de provincie waar we nu verblijven. Champasak is nu niet meer een plaats van betekenis, maar vroeger was het een erg belangrijke stad in het rijk van de Khmer, nog voordat deze plaats werd ingenomen door Angkor in Cambodja. De overblijfselen hiervan, het Wat Phu tempelcomplex, zijn nog te bezichtigen en dat zijn we dan ook van plan.
Champasak ligt aan de overkant van de Mekong, dus we nemen de veerboot (een plateau op twee pontons) en lopen een stukje onder de hete zon naar guesthouse Anouxa. Soms heb je van die guesthouses waar je je meteen thuisvoelt en dit is er zo één. De eigenaar en andere medewerkers zijn erg gastvrij en hebben een goed gevoel van humor. Onze bamboe bungalow heeft zelfs warm water en het restaurant heeft een prachtig uitzicht op de Mekong. Ook de hangmatten zijn erg comfortabel. Een goede keus dus.
Wat Phu tempel
We zijn hier gekomen om een “lekker rustig aan te doen”, dus huren we na het eten meteen fietsen om in het heetst van de dag de 10 kilometer naar Wat Phu te fietsen. Soms begrijp ik niet goed wat ons bezielt, maar rustig aan bij ons, loopt altijd weer uit op een of andere activiteit. Je wilt natuurlijk niets missen.
Sinds een aantal jaren heeft Wat Phu een klein museum, gebouwd met geld uit Japan, waar een aantal beelden tentoongesteld staan. De uitleg is helaas wat summier, maar kort gezegd is men begonnen met bouwen rond de 8ste eeuw. Allereerst als Hindoetempel en later, in de 11e en 12e eeuw is het overgegaan in een boedhistisce tempel. Doordat er steeds nieuwe bouwperioden geweest zijn, zijn er veel stijlen door elkaar gebruikt. Vooral de oudere delen vertonen veel overeenkomsten met de Cham torens die wij in Zuid Vietnam bezocht hebben. Leuk om te zien en vanuit de hoger gelegen delen van het complex hebben we een erg mooi uitzicht over de Mekong Vallei.
Don Daeng
Bij aankomst in het noorden van Laos, werd d.m.v. een foldertje onze aandacht getrokken door het eiland Don Daeng, dat in de Mekong tegenover Champasak ligt. Don Daeng is ongeveer half zo groot als Schiermonnikoog en heeft, behalve een aantal dorpjes, niet zoveel te bieden. Ideaal voor ons dus om gedwongen niets te doen. De volgende dag laten we ons met de fiets naar de overkant varen en we spreken af dat we ’s middags om 17:00 uur weer worden afgehaald van het strand van Don Daeng. Een goed boek mee en dan kunnen we nu dus echt relaxen. Doordat we op het strand worden afgezet, krijgen we een soort Robinson Crusoe- en James Cook-gevoel door elkaar; lekker een hele dag het eiland ontdekken en er niet vanaf kunnen.
Wanneer we het brede strand met de fiets zijn overgestoken, komen we aan op een zandpad dat aan de rand van het eiland loopt. Al na een paar minuten fietsen, rijden we door het eerste dorpje en worden we begroet met het eerste “Sabaidii”. Al snel worden we van alle kanten begroet, waarbij sommige mensen zelfs even opstaan om ons goed te kunnen zien. Blijkbaar komen hier maar weinig gasten op het eiland. Af en toe worden we begroet vanuit de begroeiing waarbij we de personen niet eens zien. Gewoon maar teruggroeten dus. En zo fietsen we het eerste dorp door met een hand aan het stuur en de andere zwaaiend naar de geweldig aardige mensen hier.
Na drie dorpjes gepasseerd te hebben, is ons keel droog van het “sabaidii” roepen. We drinken bij een klein stalletje en proberen uit te vogelen waar we iets kunnen eten. Tot nu toe zijn we geen restaurant of iets dergelijks tegengekomen. Na ee paar keer gevraagd te hebben, komen we tot de conclusie dat we vandaag aangewezen zijn op onze dubbelzoute dropjes die we hebben meegenomen uit Nederland. Geen eetgelegenheid op het eiland.
Wel is er een mogelijkheid om te overnachten op het eiland. Er is een community lodge, waar je, mits vantevoren geboekt, kunt overnachten. Het is een mooi gebouwtje met een veranda waarop je uitkijkt op de Mekong. We besluiten daar naartoe te gaan om wat te lezen en onze dropjes op te eten. Vandaag zijn er geen gasten.
Kau Luum
Terwijl we ernaar toe fietsen, komen we een vrouw tegen die bij haar huis bezig is rijst in bamboe klaar te maken. Dit typische gerecht in Laos heet Kau Luum, waarbij sticky rijst in cocosnootmelk wordt gekookt in een bamboe koker. We vragen haar of we een foto mogen maken en ze vindt dit geen probleem. Dan komt haar man naar buiten en krijgen we het idee dat hij de aandacht allemaal niet zo op prijs stelt. Hij wuift met zijn hand en begint zowel tegen ons als tegen zijn vrouw hard te praten, zo niet roepen. Wanneer we de fiets maar weer pakken om weg te gaan komt hij ons narennen met een bamboekoker in zijn hand. Blijkbaar was zijn handgebaar niet van “ga weg”, maar van “blijf nog even, want ik het iets voor jullie”. Wanneer we vragen wat het kost, begint hij weer te wuiven. Hij hoeft er niets voor terug. We hebben nog een paar boekjes van het Big Brother Mouse project over, dus geven we hem een setje voor zijn dochter als dank en stappen op de fiets. Opnieuw begint hij luidruchtig te roepen. Omdat we met z’n tweeën zijn, krijgen we nog een extra koker Kau Luum. Dus toch nog lunch vandaag.
Klokslag 17:00 uur staat onze boot-taxi alweer klaar op het strand. De zon staat inmiddels laag en de Mekong is spiegelglad. In de verte horen we de commando’s van de dragonboat van Champasak, alhoewel we de boot nog niet hebben gespot. Ze oefenen voor de dragonboatraces van Si Phan Don, begin december. Si Phan Don, oftewel 4.000 eilanden in het Laotiaans is eveneens onze volgende bestemming.
0 reacties